- Tentoonstelling: Art Nouveau
- Architectuur en stadslandschappen
Introductie
De snelle industrialisering bracht een bouwexplosie op gang in heel wat Europese steden. Architectuur symboliseerde een moderne natie en haar zin voor esthetiek. De Art Nouveau-stijlen doken op van Alesund tot Wenen maar ook in de paviljoenen die voor de wereldtentoonstellingen werden gebouwd. Vloeibaar gesmede ijzerontwerpen en sierlijk metselwerk gaven het exterieur van gebouwen en bruggen een opvallende en luxueuze uitstraling. Voor architecten leverden de industriële welvaart en ambitie opdrachten op van de overheid en uit de industrie, maar ook van privéklanten, waarbij elk element van de binnen- en buitenkant van het gebouw door hen kon worden ontworpen.
Vloeiende stijlen
Architecten die gebruikt maakten van de kronkelige stijl in Brussel waren onder andere Paul Hankar, Henry van de Velde en Paul Saintenoy. De bekendste Belgische architect was echter Victor Horta (1861-1947). Zijn werk viel op door lichte, open ruimten en een vernieuwend gebruik van ijzerwerk. Heel wat gebouwen van Horta waren privéopdrachten voor industriëlen zoals Emile Tassel en Armand Solvay. Het Maison du Peuple was een winkelcomplex dat werd ontworpen voor de Belgische Arbeiderspartij (Horta was een vrijmetselaar). In Parijs ontwikkelde architect en designer Hector Guimard (1867-1942) een abstracte, vloeiende stijl. Ondanks het feit dat hij zichzelf Architecte d’art noemde, maakt hij zich niet geliefd in de kunstenaarswereld. Hij voerde opdrachten uit zoals het Maison Coillet in Lille, Castel Béranger en het ontwerp van metrostations die werden gebouwd voor de Exposition Universelle van 1900, waarin hij lineaire vormen combineerde met industriële bouwmethodes.
Decoratie en vorm
De Oostenrijkse architect Otto Wagner (1841-1918) sloeg een brug tussen twee generaties architecten in Wenen. Nadat hij de recentste Jugendstil-gebouwen in Wenen had gebouwd, voegde hij zich bij zijn studenten Josef Hoffman en Joseph Maria Olbrich in de Vienna Secession, die in 1897 werd opgericht. De eerste president van de Secessino was Gustav Klimt. De Munich Secession had vijf jaar eerder plaatsgevonden. Een Duits team kreeg de opdracht voor het Krásnohorské Podhradie Mauzóleum in Slovenië, dat in 1904 werd gebouwd. De aristocraat Dionýz Andrássy trouwde met Františka Hablavcova tegen de zin van zijn familie. Toen ze 36 jaar na hun huwelijk overleed, bouwde hij een mausoleum in Art Nouveau-stijl om haar te herdenken. Het werd ontworpen en gebouwd door Richard Berndl en Constantine Frick. De sculptuurdecoraties waren van de hand van Max Frick en Eduard Schmucker.
Nationale tradities
In Finland zorgden turbulente politieke evenementen voor een verlangen naar een combinatie van nieuwe stijlen met Finse tradities. Het paviljoen dat voor de Exposition Universelle van Parijs in 1900 werd gebouwd door de architecten uit Helsinki Eliel Saarinen, Hermann Gesellius en Armas Lindgren, was een combinatie van een bewustzijn van kunst- en designtrends met gestileerde mythologische verwijzingen. De Spaanse uiting van Art Nouveau heette Modernista. In Barcelona creëerde de Catalaanse architect Antoni Gaudí (1852-1926) een heel individuele plasto-organische stijl, gebaseerd op Gotische en Moorse tradities. Tussen 1900 en 1914 werkte Gaudi ook aan een project voor Eusebi Güell dat geïnspireerd was op de Engelse Garden City-beweging, een aanpak van stadsplanning. In 1883 werd hij benoemd als bouwleider voor de Sagrada Familia Cathedral, een project waar hij aan werkte tot zijn dood.